Het startschot is gegeven, de renners schieten als een pijl uit een boog uit de startblokken. Ik niet. En samen met mij het gehele vliegtuig. Vertraging. Dat belooft.
Bijna twee uur later dan verwacht kon ik dan toch beide voeten op Qatarese bodem zetten. Maak je geen illusies, de paragraaf over het te laat vertrekken kan als kritiek worden opgevat, maar ik was al lang blij dat mijn wachttijd met twee uren werd ingekort. Nog 7 te gaan.
Toen ik een tijd terug goed en wel besefte op welke datum ik mijn vlucht had geboekt kon ik mezelf wel voor het hoofd slaan.Ik vertrok namelijk op zaterdag 14 mei, de hoogdag voor de liefhebbers van pluimen, valse noten en nog meer valse noten: Het Eurovisiesongfestival. Ja, ik beken, ik ben fan. Voor ik aan het wereldreizen ben geslagen bezocht ik namelijk dit oord van verderf voor elke halve finale, de finale en nog eens de repetities van dit alles erbij. Pijn deed het te zien dat trouwe reisgezellen de pannen van het dak zopen onder de tonen van Laura Tesoro’s What’s The Pressure. Als je denkt dat dit wel genoeg leed is dan heb je het mis. Grondig mis. Komt er nog eens bij dat mijn favoriete voetbalclub na 11 jaar nog eens landskampioen kon worden, en dat ook werd. Verschrikkelijk. Noem het gerust een vorm van sadomasochisme. Maar het leed werd wel wat verzacht wanneer ik het voor elkaar kreeg om de finale van het Eurovisiesongfestival te volgen op de luchthaven van Doha. Weliswaar met gorten en stoten, en daarbij komend ook nog eens niet tot het einde, maar soit. Het was beter dan niets. De wedstrijd Club Brugge – Anderlecht kon ik dan weer volgen in m’n Balinese hotelkamer. Die technologie toch. En FCB, proficiat trouwens. En Oekraïne, politiek getint of niet, eerlijk of niet, een terechte winnares ben je zeker. Einde hoofdstuk zoals Tesoro zou zeggen.
Dat brengt ons naadloos bij Bali. Of niet. Soit, Bali. Voor de eerste keer stond bij aankomst een man met een veel te groot bord, met mijn veel te lange naam, veel te lang te wachten vooraleer ik veel te laat met backpack op m’n rug de op het eerste zicht veel kleinere aankomsthal van de Balinese luchthaven betrad. Hij zou mij naar mijn hotel in Ubud brengen, het hotel van zijn broer. Twee uur rijden en anderen hun leven riskeren. Zo gaat dat nu eenmaal. Ik moet er bij vertellen dat dit mijn eerste ervaringen zijn in Zuid-Oost Azië en dat het allemaal nog al heavy overkomt. Veel te veel kleine brommertjes met veel te veel mensen erop die geen rekening houden met rijvakken, andere auto’s en wegreglementen in het algemeen. Ik was blij dat ik in een wagen zat. Mij krijg je van z’n leven niet op zo’n onbetrouwbaar onding. Nooit niet.
Uiteraard had ik Indonesisch geld nodig, Rupiah. Blijken dat enorme bedragen te zijn. Voor zo’n 200 euro kreeg ik maar liefst 3.000.000 IDR in mijn handen geduwd. Zo moet Gert Verhulst zich dus voelen, maar dan met de tegenwoordigheid van geest dat hij echt rijk is en ik me alleen maar zo voel. Ach, de kans krijgen om op deze manier te reizen maakt me toch ook een beetje rijk. Niet?
Ontbijt: Fruit, koffie en een toast met een eitje, meer moet dat niet zijn. De vermoeidheid neemt het van me over. Dat heb je als je niet slaapt op de vluchten. Mijn plan voor de dag was dan ook om veel te rusten en tegen de vooravond naar het bekende, en vooral heilige, apenbos te gaan op zo’n 20 minuten wandelen van m’n homestay. Op de weg er naar toe werd ik me bewust van hoe anders dit deel van de wereldbol wel niet is. De scooters had ik gisteren al opgemerkt maar er is nog zoveel meer. Kraampjes met eten, vers fruit, vrouwen met kokosnoten op hun hoofd, kokosnoten met vrouwen eronder, noem maar op. Ik voelde me wel wat minder op mijn gemak met de tientallen mannen en vrouwen die vragen of je geen massage wenst. Mannen en vrouwen tot daar aan toe, maar de kinderen. Nee, sorry.
Bijna aangekomen aan het apenbos werd ik voor de zoveelste keer aangeklampt. Een man die vroeg of hij me naar de rijstvelden mocht brengen. Zolang niemand me vraagt of hij me naar de eeuwige jachtvelden kan brengen ben ik al lang tevreden. Maar bij dit soort van toeristische lokmiddelen ben ik altijd wat argwanend. Ik kan nooit inschatten of de persoon die ik tegenover me heb het goed met me voor heeft of me veel te veel geld aftroggelt. Hij deed wel heel erg zijn best maar toch hapte ik toe. Nog geen minuut later zat ik met een veel te grote helm op mijn hoofd op een veel te snel brommertje. Weg geloofwaardigheid.
Ik heb het me verre van beklaagd. Ik wou sowieso 1 ding doen wanneer ik in Bali was en dat is koffie drinken. Geen gewone koffie, maar koffie Luwak. Een Luwak is een kat, een civet kat. Die eet de koffiebonen op, ze laten die op natuurlijke wijze terug daglicht zien en de Balinese mensen reinigen en roosteren deze bonen dan. En zo heb je koffie mede mogelijk gemaakt door de civet kat. Het is geen Dauwe Egberts. In Europa zou je je blauw betalen maar hier betaalde ik 50.000 IDR voor een kopje. Ja, dat is €3,5. Zo duur. Die rijstvelden zijn trouwens ook indrukwekkend. En mijn persoonlijke gids wist dan ook nog eens veel te vertellen over de Balinese cultuur, de verschillende bloemen die worden geofferd en natuurlijk de rijst, en dat in wel te verstaan Engels. Zijn Engels was in ieder geval stukken beter dan mijn Indonesisch.
Resultaat van mijn eerste dagen is dus dat ik (nog) geen apen heb gezien, heel veel geld op zak heb, rijst heb gezien, koffie heb gedronken gemaakt van koffiebonen die eerst de voortreffelijke maaltijd van een civet kat waren geweest en ook wel lekker Indisch en Indonesisch heb gegeten. En dit is nog maar het begin.
Bijna twee uur later dan verwacht kon ik dan toch beide voeten op Qatarese bodem zetten. Maak je geen illusies, de paragraaf over het te laat vertrekken kan als kritiek worden opgevat, maar ik was al lang blij dat mijn wachttijd met twee uren werd ingekort. Nog 7 te gaan.
Toen ik een tijd terug goed en wel besefte op welke datum ik mijn vlucht had geboekt kon ik mezelf wel voor het hoofd slaan.Ik vertrok namelijk op zaterdag 14 mei, de hoogdag voor de liefhebbers van pluimen, valse noten en nog meer valse noten: Het Eurovisiesongfestival. Ja, ik beken, ik ben fan. Voor ik aan het wereldreizen ben geslagen bezocht ik namelijk dit oord van verderf voor elke halve finale, de finale en nog eens de repetities van dit alles erbij. Pijn deed het te zien dat trouwe reisgezellen de pannen van het dak zopen onder de tonen van Laura Tesoro’s What’s The Pressure. Als je denkt dat dit wel genoeg leed is dan heb je het mis. Grondig mis. Komt er nog eens bij dat mijn favoriete voetbalclub na 11 jaar nog eens landskampioen kon worden, en dat ook werd. Verschrikkelijk. Noem het gerust een vorm van sadomasochisme. Maar het leed werd wel wat verzacht wanneer ik het voor elkaar kreeg om de finale van het Eurovisiesongfestival te volgen op de luchthaven van Doha. Weliswaar met gorten en stoten, en daarbij komend ook nog eens niet tot het einde, maar soit. Het was beter dan niets. De wedstrijd Club Brugge – Anderlecht kon ik dan weer volgen in m’n Balinese hotelkamer. Die technologie toch. En FCB, proficiat trouwens. En Oekraïne, politiek getint of niet, eerlijk of niet, een terechte winnares ben je zeker. Einde hoofdstuk zoals Tesoro zou zeggen.
Dat brengt ons naadloos bij Bali. Of niet. Soit, Bali. Voor de eerste keer stond bij aankomst een man met een veel te groot bord, met mijn veel te lange naam, veel te lang te wachten vooraleer ik veel te laat met backpack op m’n rug de op het eerste zicht veel kleinere aankomsthal van de Balinese luchthaven betrad. Hij zou mij naar mijn hotel in Ubud brengen, het hotel van zijn broer. Twee uur rijden en anderen hun leven riskeren. Zo gaat dat nu eenmaal. Ik moet er bij vertellen dat dit mijn eerste ervaringen zijn in Zuid-Oost Azië en dat het allemaal nog al heavy overkomt. Veel te veel kleine brommertjes met veel te veel mensen erop die geen rekening houden met rijvakken, andere auto’s en wegreglementen in het algemeen. Ik was blij dat ik in een wagen zat. Mij krijg je van z’n leven niet op zo’n onbetrouwbaar onding. Nooit niet.
Uiteraard had ik Indonesisch geld nodig, Rupiah. Blijken dat enorme bedragen te zijn. Voor zo’n 200 euro kreeg ik maar liefst 3.000.000 IDR in mijn handen geduwd. Zo moet Gert Verhulst zich dus voelen, maar dan met de tegenwoordigheid van geest dat hij echt rijk is en ik me alleen maar zo voel. Ach, de kans krijgen om op deze manier te reizen maakt me toch ook een beetje rijk. Niet?
Ontbijt: Fruit, koffie en een toast met een eitje, meer moet dat niet zijn. De vermoeidheid neemt het van me over. Dat heb je als je niet slaapt op de vluchten. Mijn plan voor de dag was dan ook om veel te rusten en tegen de vooravond naar het bekende, en vooral heilige, apenbos te gaan op zo’n 20 minuten wandelen van m’n homestay. Op de weg er naar toe werd ik me bewust van hoe anders dit deel van de wereldbol wel niet is. De scooters had ik gisteren al opgemerkt maar er is nog zoveel meer. Kraampjes met eten, vers fruit, vrouwen met kokosnoten op hun hoofd, kokosnoten met vrouwen eronder, noem maar op. Ik voelde me wel wat minder op mijn gemak met de tientallen mannen en vrouwen die vragen of je geen massage wenst. Mannen en vrouwen tot daar aan toe, maar de kinderen. Nee, sorry.
Bijna aangekomen aan het apenbos werd ik voor de zoveelste keer aangeklampt. Een man die vroeg of hij me naar de rijstvelden mocht brengen. Zolang niemand me vraagt of hij me naar de eeuwige jachtvelden kan brengen ben ik al lang tevreden. Maar bij dit soort van toeristische lokmiddelen ben ik altijd wat argwanend. Ik kan nooit inschatten of de persoon die ik tegenover me heb het goed met me voor heeft of me veel te veel geld aftroggelt. Hij deed wel heel erg zijn best maar toch hapte ik toe. Nog geen minuut later zat ik met een veel te grote helm op mijn hoofd op een veel te snel brommertje. Weg geloofwaardigheid.
Ik heb het me verre van beklaagd. Ik wou sowieso 1 ding doen wanneer ik in Bali was en dat is koffie drinken. Geen gewone koffie, maar koffie Luwak. Een Luwak is een kat, een civet kat. Die eet de koffiebonen op, ze laten die op natuurlijke wijze terug daglicht zien en de Balinese mensen reinigen en roosteren deze bonen dan. En zo heb je koffie mede mogelijk gemaakt door de civet kat. Het is geen Dauwe Egberts. In Europa zou je je blauw betalen maar hier betaalde ik 50.000 IDR voor een kopje. Ja, dat is €3,5. Zo duur. Die rijstvelden zijn trouwens ook indrukwekkend. En mijn persoonlijke gids wist dan ook nog eens veel te vertellen over de Balinese cultuur, de verschillende bloemen die worden geofferd en natuurlijk de rijst, en dat in wel te verstaan Engels. Zijn Engels was in ieder geval stukken beter dan mijn Indonesisch.
Resultaat van mijn eerste dagen is dus dat ik (nog) geen apen heb gezien, heel veel geld op zak heb, rijst heb gezien, koffie heb gedronken gemaakt van koffiebonen die eerst de voortreffelijke maaltijd van een civet kat waren geweest en ook wel lekker Indisch en Indonesisch heb gegeten. En dit is nog maar het begin.