Vol goede moed begon ik aan mijn blog. Ik beloofde plechtig dat ik van tijd tot tijd mijn onwaarschijnlijk fantastische avonturen zou delen met u allen. Ik kreeg dan ook al snel enkele bezorgde berichten van vrienden die zich afvroegen of ik mijn schrijfzin verloren was. Nee, ik was al mijn zin kwijt. Van één van de mooiste momenten van mijn leven naar de hel. Een film met een slechte afloop. Ik zou het zelf ridicuul vinden mocht ik jullie enkel op de hoogte willen houden van de fantastische uitzichten en de wonderbaarlijke avonturen die ik hier meemaak. Vandaar deze update.
Ik begin maar beter bij het begin. Ik verliet Bali met pijne voeten en twee teennagels minder dan toen ik er arriveerde. Ik landde in het industriële en veel te drukke Auckland. Een grote stad, zoals zovele. Niet mijn ding, maar je moet ergens starten natuurlijk. Ik zal jullie het proces besparen, maar het eindresultaat is dat ik Auckland heb verlaten op één van de vele toeristische bussen. Ja, ik weet het. Niet mijn ding. De condities waren goed, en vooral de prijs deed me overstag gaan. Ik kan op- en afstappen wanneer ik maar wil en dat tot ik het land der Kiwi’s verlaat. Kortom, een goede deal.
Ik leerde mensen kennen, deed wandelingen, bleef plakken, ging weer verder en wandelde nog wat meer. Tot ik in Rotorua aankwam. Een stad die ruikt naar rotte eieren. Sulfer. Vulkanen, geisers. Het natte weer helpt er niet bij. Op een doordeweekse dag had deze Belgische jongen zin in een koffie. Ik loop een koffiebar binnen, vraag om een koffie om mee te nemen en wacht. Wacht en kijk opzij. Het meisje naast mij kijkt me aan en laat een glimlach op haar lippen rusten. Ik glimlach terug en start een gesprek. Voor ik het goed en wel besefte wandelde ik de koffieshop buiten met een cappuccino en een nieuw telefoonnummer in mijn splinternieuwe Samsung Galaxy s7 Edge. Dat ze geen tijd had om langer te praten, dat ze naar de universiteit moest, maar dat ze wel haar nummer wou geven. En zo geschiedde dat ik die avond stuurde of ze geen zin had om samen een koffie te gaan drinken. Dat ik niet wist hoe lang ik in Rotorua zou blijven. Een paar dagen, waarschijnlijk. “Leuk! Morgenavond? Atalia”. Dat kon ik wel inpassen in mijn drukke agenda, liet ik Atalia weten.
Zelf is ze in NZ geboren. Haar moeder is van Samoa en haar vader van Tokelau, een heel klein eilandje in de Pacific. Ze blijkt goed te zijn met cijfers, niet van wandelen te houden en heeft een muzieksmaak die maar moeilijk te lijmen valt met die van mij. Wat was dat ook alweer over tegenpolen? Dat ik ging verder reizen was algemeen bekend. Wat de zin van elkaar beter leren kennen is, is in deze niet echt duidelijk. Toch niet als je er niet middenin zit. Het overkomt je gewoon. Één koffie, twee koffies, avondrit naar de meren en heuvels van Rotorua...
Ik zou verder reizen, richting Zuiden. Ze leek verdrietig maar ergens ook blij te zijn. Ik kon het gevoel moeilijk plaatsen. Ik wist dat als ik nog langer zou blijven de kans kleiner werd dat ik hier spoedig mijn schop zou afkuisen. Ik zou sowieso terugkomen na mijn zuidelijk avontuur. Ze reageerde vreemd, ik begreep het niet. Ze verzweeg iets, dat was duidelijk, al kon ik er mijn vinger niet opleggen. Tot ze onder lichte druk toegaf waarom ze blij was dat ik wegging. Ze was ziek. Ernstig ziek. Lupus. Een ziekte, die in haar geval, haar vitale organen aantast. Ze kreeg de diagnose te horen toen ze zeven was. Had ondertussen tal van operaties achter de rug, een hartaanval overwonnen en is vaste klant bij de nierdialyse. Ze kon dialyseren van thuis uit, zo moest ze niet constant naar het ziekenhuis. De dokters zagen haar toekomst niet rooskleurig in, zei ze. Wat vreemd, ik had in de weken dat we elkaar zagen nooit iets vreemd gezien, geen droevige blik, integendeel. Bleek ze haar vele littekens wel voor me verborgen te houden. Ze wou een knuffel. En dacht meteen dat het de laatste zou zijn. Dat ik zoals zo velen zou bedanken voor het miserabel leven, en dat ik deze rollercoaster niet zou willen doorstaan. En daar had ze gelijk in. Ik verliet Rotorua een paar dagen later. Met gemixte gevoelens, en een gsm vol berichten van een 25-jarige Nieuw-Zeelandse meid.
Na enkele nachten in de andere stad te hebben doorgebracht kon ik maar niet beslissen wat ik wou. Ik wou haar zien. Zij mij ook. Achteraf bekeken maakte ik het veel moeilijker dan het was. Uiteindelijk boekte ik een enkele rit richting Rotorua.
Uiteraard was ze blij me te zien, maar die twinkeling in de ogen heb ik nog maar zelden gezien. Het deed me smelten. Zij was al langer gesmolten maar heeft het moeilijk met binden. Ze wist immers niet wanneer haar toestand zou verslechteren. Dat kon snel gaan, maar evengoed nog jaren duren.
Ook hier groeit het geld niet aan de bomen. Werken geblazen. Kiwi’s zijn lekker, maar de takken snoeien is niks voor mij. Door het slechte weer kwam er van werken niet veel in huis. Dan maar op zoek naar iets anders. Niet veel later had ik mijn intrek genomen op een tamarillo boerderij. Tamarillo’s, ook wel de boomtomaat genoemd, is een vrucht die vooral in Zuid-Amerika en Portugal voorkomt. Niet moeilijk om te plukken. Toch niet als ze rijp zijn. Het leek een goede deal, een goede plaats te zijn. Een koppel, hij Nieuw-Zeelander, zij Iers, die een aantal jaren geleden beslisten om passievruchten vaarwel te zeggen en het in de tamarillo’s te gooien. Ze zochten twee plukkers en twee verpakkers. Twee semi-Amerikaanse meisjes namen dat laatste onder hun hoede terwijl ik samen met een Duitser van om en bij dezelfde leeftijd het plukken voor onze rekening hielden. De eerste weken waren super. Leven als een deel van de familie, zoals ze hun job adverteerden. Het kan snel veranderen.
Dat het snel kan veranderen was duidelijk. Atalia lag in het ziekenhuis. Er was een ontsteking opgedoken en ze voelde zich allesbehalve goed. In haar geval is het meer uit voorzorg dat ze haar naar het grootste ziekenhuis van Nieuw-Zeeland overbrengen, het Waikato ziekenhuis in Hamilton. Hier zit ik dan, tamarillo’s te plukken. Ik denk dat het meer dan te verantwoorden is dat je over dingen praat wanneer je 24 op 24 samenleeft. Ik vond het dan ook niet meer dan normaal de baas te laten weten wat er aan de hand was met mijn vriendin. Hij reageerde zeer begripvol. Dat deden ze allemaal. Tobias, de Duitse gast waarmee ik plukte vertelde over zijn familie, zijn Aziatische vriendin. De bazen zelf verkondigden hun levensverhaal en namen dat met tijden nogal letterlijk. De ene ruzie na de andere, de ene keer nog heftiger dan de andere keer. De spanning steeg naarmate de weken voorbijkropen. Door het vriesweer was de oogst niet wat het moest zijn. De standaarden veranderden van hoge kwaliteit tot ‘je kan alles plukken wat maar iet rood ziet’. Wat de baas niet onder ogen durft te zien is dat het eigenlijk zijn vrouw is die de touwtjes in handen heeft. Zij beslist wat er zal gebeuren. Weg sfeer.
Tobias en ikzelf voelden de bui al enigszins hangen. Vorige week hadden ze één van de meisjes ontslagen omdat ze te traag was. Ze kloegen tegen iedereen voor een volle week maar hadden nooit het fatsoen met het meisje zelf te praten. Na haar te hebben ontslaan hadden ze haar enkele dagen later terug aangenomen. Zonder enige uitleg. Op een gegeven moment is het tussen de baas en mij tot een conflict gekomen. Ik vroeg mij af waarom hij zo nors was, of we iets verkeerd deden, het anders konden aanpakken. Dat we het gevoel hadden we vragen moesten stellen vooraleer we wisten wat er loos was. Dat schoot in het verkeerde keelgat. Dat ik mijn privéleven voor mezelf moest houden, dat ze toch nooit beter zou worden en dat ze elke week wel naar het ziekenhuis zou moeten. Het voelde surreëel. Dat iemand dit nog maar durft te denken vind ik al vrij ondenkbaar. Ik sta niet snel met mijn mond vol tanden, en ook nu had ik dingen kunnen roepen die me meteen op straat zouden zetten maar dat deed ik niet. Ik bleef al bij al vrij beleefd en liet het passeren. De plaats waar de boerderij was lag dan ook dicht bij Rotorua.
Atalia lag al enkele weken in het ziekenhuis wanneer ze eindelijk naar huis zou mogen. Op woensdag. Op zaterdag zouden we op weekend gaan. Een gezellig pension in the middle of nowhere. Iets om naar uit te kijken. Ze had haar ouders inmiddels verteld over haar Belgisch lief. Dat hij tamarillo’s plukte en dat dat de reden was dat de fruitschaal gevuld was met dit intrigerend smakende fruit. Dat ik blank ben. Dat ik een backpacker ben. Op vrijdag hebben ze haar terug naar het ziekenhuis gebracht. Het zag er alles behalve goed uit. Het had tijd nodig.
Het zag er naar uit dat ik binnenkort veel tijd zou hebben. De sfeer op de boerderij was ondertussen tot onder het vriespunt gezakt. Er werd nog nauwelijks met elkaar gepraat. Tobias had al enkele malen gepolst wat ik van plan was. Niet veel dat ik kon doen. Ik heb geen auto, geen enkele manier om hier snel weg te komen. Tobias wel. En dat was hij dan ook van plan. Dat het onlogisch zou zijn dat ze enkel mij zouden ontslaan. We deden beiden hetzelfde werk. Dat hij met me zou meegaan mocht het toch ooit zo ver komen. De sfeer was niet ok. Welke sfeer? Er was er geen.
We waren ondertussen al een weekend verder, het was al dinsdag. Op maandag had de big chief ons laten verstaan dat er een quota moest gehaald worden of anders zou er iemand het schip moeten verlaten. Rara wie dat zou zijn. Tot hun grote verbazing haalden we die ‘onhaalbare’ quota op maandag en net niet op dinsdag. De verbazing was zo groot dat er met geen woord over gerept werd. Tobias begon meer en meer het woord ‘vertrekken’ te gebruiken. Iets waar ik me ergens wel in kon vinden, maar aan de andere kant verdiende ik geld, kreeg ik zeer lekker eten en konden we over onze slaapkamer ook zeker niet klagen. Het eten moet ik wel even nuanceren. Als kip tot je favorieten behoort dan is dit het ideale menu. En pikant. Maar soit. Het kwam steeds dichterbij. Ons vertrek.
Dat het zo dichtbij was had ik niet door. Na die dinsdag de afwas te hebben gedaan zag ik Tobias nogal bleek en daarna rood uitslaan. Hij wenkte me, dat ik eens moest kijken. Wij backpackers gebruiken enkele websites om aan jobs te geraken. Z’n tablet toonde zo’n webpagina met een advertentie. Een advertentie die ik herkende. Dat ze op een tamarillo boerderij op zoek waren naar twee hardwerkende mannen voor het plukken van deze boomtomaat. Zo snel mogelijk. Voor hun gemak hadden ze het ‘familiegedeelte’ uit de eerste advertentie achterwege gelaten. Dat hij niet langer zou blijven zei hij. Dat ik mee mocht, zei hij. Dat ik niet anders kon dan hem volgen, zei ik. ’t Zou nogal wat zijn mocht ik blijven en hij gaan. Van een plotwending gesproken. Maar nee, zover zou het nooit komen. Het was tijd voor onze allerlaatste tactische fout: vertellen dat we zouden vertrekken vooraleer we hadden gepakt. Soit, zijn gezicht was goud waard. Ik zou het zo opnieuw doen. Niet dat ik een woord heb gezegd. Ik liet die eer over aan Tobias terwijl ik de honneurs waarnam. Sorry mijnheer Jared, maar je hebt gespeeld en verloren. Dat we onze ‘fucking spullen’ dan maar moesten nemen en zo vlug mogelijk van zijn ‘ fucking property’ moesten verdwijnen. De verwijten die hij naar onze hoofden smeet hadden evengoed zichzelf kunnen omschrijven. Hij is dan ook de meest achterbakse klootzak die ik ooit ben tegengekomen. En ik kwam er heel wat tegen. Ik hoop heel erg hard dat je nooit meemaakt wat ik meemaak want dit wens je zelfs de allergrootste klootzak niet toe. Je EQ is evengroot als je bekwaamheid om een bedrijf te runnen. Onbestaande. Vergeet je bazin niet te plezieren, en geef ze niet te veel alcohol. Is niet goed voor haar. Gaat ze raar van doen, en maakt jou kwaad. En wij op weg naar Rotorua.
Atalia lag ondertussen nog steeds in het ziekenhuis. Ik heb de laatste jaren nogal een afkeer voor ziekenhuizen opgebouwd. Mijn vader heeft er nogal wat tijd doorgebracht. De herinneringen daaraan zij nu niet meteen wat ik zoek hier in Nieuw-Zeeland. En ik sta nu ook niet meteen te springen om mijn lief in het ziekenhuis te zien liggen. Of laat staan haar ouders daar voor de eerste keer te ontmoeten. Ik besloot om nog even in Rotorua te blijven. Ze zou binnenkort toch naar huis mogen.
Mijn drang om mensen te verrassen is groot. En vooral als het om mensen gaat die ik graag zie. Uiteraard belden Atalia en ikzelf elke dag met elkaar maar ik vond het tijd om haar nog eens te zien na enkele weken van klank maar geen beeld. Tobias zou in Auckland gaan werken, Hamilton is in die richting dus hij zou me er afzetten. Ik boekte enkele nachten en zou terugkomen op maandag. Toevallig zou ze uit het ziekenhuis worden ontslagen op dezelfde dag. Meevaller. Ik vertelde haar uiteraard niet dat ik op bezoek kwam. Dat ze me wou zien, zei ze op vrijdag. Dat ik zou beginnen wandelen, zei ik haar. Dat het goed was. Dat ik haar op zaterdagochtend zou bellen om te laten weten waar ik was. Dat ze wat zou proberen te rusten. Dat ze me niet langer kon missen. Dat ik daarom moest stoppen met die grappen. Dat ze pijn deden, omdat ik niet echt op weg was.
Uiteraard wandelde ik niet. Was ook niet nodig, ik was al in Hamilton. Ik zou zaterdagochtend van het centrum naar het ziekenhuis wandelen. Dat wel. Ik was over halverwege toen ze me belde. Dat ik onderweg was zei ik. Dat ik ermee moest ophouden want dat ze me niet nog meer kon missen. Dat ze het zo al moeilijk genoeg had. Dat ik echt op weg was, zei ik. Dat ik net een groot meer was gepasseerd en nu zicht had op een immens betonnen gebouw dat veel weg had van een ziekenhuis. Dat ze me niet geloofde, zei ze. Dat ze toch maar beter haar kamernummer en verdieping communiceerde want dat ik niet van wachten hield. Toen ik in het doolhof van gangen de weg maar niet kon vinden maakte ik even aanstalten om rechtsomkeer te maken. Ze had door dat het menens was. Ze drukte op elke bel dat ze voorhanden had tot haar verpleegster zich verplicht voelde om persoonlijk op zoek te gaan naar de Belgische vriend van één van haar patiënten. En ze vond me. Hoe ze het deed weet ik niet maar Atalia zag er best goed uit in dat gigantische ziekenhuisbed. Dat ze blij was me te zien was duidelijk. En heerlijk. Na enkele uren kwamen er twee mensen binnen. Haar moeder en haar tante. Er werd niet veel gezegd. Toch niet in het Engels. Dat ze geschrokken waren was duidelijk. Dat ze mij niet hadden verwacht nog duidelijker. Ik besliste om in de namiddag terug naar mijn hostel te gaan. Ik zou op zondag terugkeren. Haar moeder keerde diezelfde dag nog terug naar Rotorua toen ze te horen kreeg dat ik de dag erop terug op bezoek zou gaan. Je kan ze niets kwalijk nemen. Wie was die kerel ook? Ze hadden nog niet al te veel van mij gehoord, laat staan gezien.
Op maandagochtend kwam ik nog even langs om afscheid te nemen. We zouden elkaar die avond zien maar dan in Rotorua. We zouden het gezellig maken. Rustig aan doen. Niets forceren. Enkele weken in het ziekenhuis kruipt namelijk niet in je koude kleren. Ik zat nog maar net op de bus toen mijn telefoon rinkelde. Atalia. Dat ze niet naar huis mocht. Ik kon het bijna niet geloven want ik had die ochtend nog persoonlijk met haar dokters gesproken. Blijkbaar was die laatste bloedstaal die ze hadden afgenomen niet ok. Ze zou nog moeten blijven. Erger nog, ze dachten eraan om de grote operatie dan toch te doen. De hel kwam dichterbij.
De grote operatie is iets wat Atalia al een hele tijd doet nadenken. Het probleem is dat haar lichaam ontstekingskenmerken vertoond. Dat ze niet kunnen uitvissen waar het vandaan komt. Uiteraard is de kans groot dat het van de nieren komt maar de dokters willen honderd procent zekerheid vooraleer ze er maar aan willen denken een ingreep te verrichten. Atalia heeft verschrikkelijk veel pijn. De ene ingreep na de andere werd voltrokken. Er werd weefsel weggenomen, er komen buisjes uit haar lichaam om het ontstekingsvocht te laten wegvloeien. De grote operatie zou aan dit alles een einde moeten maken. Er is maar één manier. Het verwijderen van beide nieren. De chirurgen staan niet te springen om dit te doen, maar het begint er meer en meer op te lijken dat dit de enige oplossing is om haar levenskwaliteit enigszins te doen stijgen.
Of ik zou willen terugkomen? Ik deed heel wat domme dingen in mijn nog jonge leven maar uit een rijdende bus springen staat nu niet meteen op mijn bucket list. Dat ik graag zou terugkomen maar dat het pas morgen of overmorgen zou zijn. Ik had immers twee nachten in een hostel geboekt. En hostels zijn duur. Dat ze iets zou proberen te regelen als ik dat wou. Ga je gang zei ik. Nog geen uur later belde ze terug om te melden dat ze een kamer voor me had geregeld. In haar geval heeft ze recht op een kamer voor een familielid (of lief, in dit geval). Die kan dan voor onbepaalde duur in een motel terecht die door het ziekenhuis is aangesteld. Free of charge. En dat haar pa mij zou komen ophalen aan het hostel, morgen. Het tweede gaf me stress. Dat ik me geen zorgen moest maken, dat het een lieve man is. Ik ben zeker dat haar ma ook een lieve vrouw is maar ze had een nogal speciale manier om dat te tonen. Ik maakte me geen zorgen. Toch niet over haar ouders. Ik begon de ernst van de situatie in te zien.
Zo geschiedde dat ik een dag later twee uur met haar vader in de wagen zat. Het bleek een heel vriendelijke man te zijn die er vrede mee had genomen dat een wildvreemde in zijn auto zat omdat hij z’n dochter zou bezoeken. En die ook nog eens graag ziet. Dat het wederzijds bleek te zijn gaf waarschijnlijk de doorslag om mij daadwerkelijk te accepteren.
De weken die volgende waren een constante. Onderzoeken, meer onderzoeken, en veel medicatie. Speculatie. Atalia was het beu. Ze wou de operatie, ook al was ze zich bewust van de risico’s. Ik moet toegeven dat ik na een maand in het ziekenhuis mij volledig kon inleven in de situatie. De dokters en chirurgen die enerzijds het risico niet willen nemen maar als ze even in het dossier kijken moeten toegeven dat dit de enige kans op een ietwat deftig leven is, en Atalia die na al die jaren haar hoogtepunt heeft bereikt. Genoeg is genoeg. Slapeloze nachten. Lange dagen. Samen keken we naar Breaking Bad. Ik had alle seizoenen op mijn iPad en zo begonnen we een Breaking Bad marathon. Het moment van de dag waar ze naar uitkeek. Haar hoofd op mijn schouder, mijn arm of borst, en langzaam in slaap vallen om een paar minuten later weer wakker te worden omdat er een nieuwe bloedstaal moet worden afgenomen, of omdat ze haar naar de nierdialyse moeten brengen. Het ziekenhuisleven is vermoeiend. Voor iedereen.
Ik herinner me de bewuste ochtend nog alsof het gisteren was. Atalia had net ontbeten wanneer een man in maatpak de kamer binnenkwam. Holmes. Michael Holmes. Chirurg. Nierchirurg. Dat er heel wat vergaderingen, discussies en overwegingen aan vooraf waren gegaan maar als zij het zou dat hij haar zou helpen. Hij stond er niet om te springen om haar beide nieren te verwijderen maar zou het toch doen als ze akkoord was. Zolang ze zich bewust was van de risico’s. De pijn zou kunnen verdwijnen, het zou ook kunnen van niet. Ze zou snel beter kunnen worden maar evengoed kunnen sterven door complicaties, bloedingen, noem maar op. Dit was serieus. Ik was ondertussen deel van het meubilair, dus dokters, verpleegsters en adviseurs spraken ook tegen mij. Ik was dan ook diegene die er altijd was. Heeft ook zijn voordelen. Als er eten op overschot was dan wisten ze me te vinden. En eerlijk: dat ziekenhuiseten was beter dan wat je in een gemiddeld hostel tegenkomt.
Ze kon de pijn maar amper meer verdragen. Pijnstillers besloten niet meer te werken. Het zag er allemaal niet zo goed uit. Ze tekende de papieren. Morgen zou het gaan gebeuren. Alle operaties werden verplaatst en mijnheer Holmes zou zijn dag wijden aan het verwijderen van twee, niet functionerende nieren die voor heel wat problemen hadden gezorgd. Het bleek nog maar het begin te zijn. Na wat miserie met verdwenen documenten, slechte bloedwaarden en miscommunicatie ging ze dan uiteindelijk toch onder het mes. Het zou zo’n zes uren duren. Het waren er meer. Veel meer. Samen met haar moeder zat ik in de immense gang te wachten op iemand die ons uit ons lijden kwam verlossen. Het was dokter Holmes himself. Dat hij dit nog nooit had gezien. Dat hij het zeer moeilijk had om alles op een verantwoorde manier te verwijderen. Dat hij uiteindelijk een stukje van de lever heeft moeten verwijderen, en al bij al toch tevreden was van het resultaat. Op één detail na. Er was een bloeding opgetreden. Een bloeding die ze maar moeilijk konden stoppen. Om maar niet te zeggen, niet. Het was toen tien uur. Als de bloeding om middernacht niet was gestelpt dan zouden ze haar opnieuw opereren. We konden haar zien. Ze was wakker. Dat verbaasde me nog het meest. Dat ze wakker was. Niet alleen wakker maar heel actief. Ze luisterde naar wat de verplegers onderling bespraken, ze was zich bewust van de nerveuze indruk die ze achterlieten, en ze wist maar al te goed wat er aan de hand was. Dat ze iets voelde borrelen in haar maag. Dat het bloed was. Dat ze zo snel mogelijk terug naar de operatiekamer wou. Dat het moest worden opgelost. Dat ze ons graag zag.
Na een laatste poging de bloeding met medicijnen te laten stelpen werd er overgegaan tot actie. Een nieuwe operatie waarbij ze pads zouden inbrengen om de bloeding te stelpen. Het zou zo’n anderhalf uur duren. Daar was de immense gang weer. En daar was mijnheer Holmes weer. 3 uur later. Een vermoeide indruk nalatend. Gekleed in witte laarzen en operatiekledij kwam hij ons melden dat de bloeding onder controle was. Dat ze dit keer niet wakker was, ook niet dicht was, maar dat daar morgen verandering in zou komen. Ze zouden haar nu een dag laten rusten en dan nog eens een kijkje nemen om haar uiteindelijk dicht te naaien. Dat hij zou gaan slapen en dat wij beter hetzelfde zouden doen. Slaapwel.
Om tien uur die ochtend werd ik wakker. Mijn gsm rinkelde. Het was mijnheer Holmes. Dat ze Atalia meteen opnieuw zouden opereren. Ze wilden zeker zijn, en de monitor gaf aan dat de bloeding dan toch niet helemaal onder controle was. Zo bleef het nog even doorgaan. Ze werd wakker. Kon niet praten doordat er enkele buizen in haar keel hadden gezeten voor enkele dagen. Schrijven lukte wel, uiteraard. Dat ze zich beter voelde. Ze zag er beter uit. Ze zag er zo goed uit dat ze beslisten om haar naar een gewone kamer te brengen nog geen vierentwintig uur na haar laatste operatie. Ze zag er gewoon te vrolijk uit. En dat hebben we geweten.
De volgende ochtend zag ze er alles behalve goed uit. De 41 graden koorts deden daar ook niet veel goed aan. Toen ze tijdens de dialyse begon te ijlen en te kermen van de pijn begon het de verpleegsters te dagen dat er heel misschien wel eens iets fout zou kunnen zijn. Dokters kwamen langs en beslisten om ze terug naar intensieve zorgen te brengen. Het ging bergaf. Het bloed bleef klonteren. Het bloed bleef zitten. De vuiligheid kwam niet volledig uit haar lichaam en ze bleef pijn hebben. Ze bleef ijlen. Ze veranderde.
Het is lastig om iemand achteruit te zien gaan. Het is lastig om te realiseren dat een persoon beseft hoe erg ze er aan toe is. Dat ik moest blijven reizen. Voor haar. Dat ik foto’s moest nemen. Dat ik ze moest komen tonen. En dat ze me graag zag. Keer op keer. Als je achteraf te horen krijgt dat ze constant om me vroeg wanneer ik er niet was en dat ze haar ouders vroeg om voor me te zorgen wanneer het nodig zou zijn dan weet je het wel. Ik wil ze niet missen.
Ze zouden een nieuwe buis plaatsen om de laatste irritaties weg te nemen. Uiteraard waren al deze zaken tijdelijk. Na deze kleine ingreep ging ze achteruit. Wat niet normaal is na een kleine chirurgische ingreep. Was haar lichaam gewoon moe na de vele operaties van de komende weken? Nee, er was meer aan de hand. Mede door ons aandringen hebben ze uiteindelijk een scan gemaakt. Slecht nieuws. Een geperforeerde darm zorgde ervoor dat ze meteen terug naar de operatiekamer moest. Haar lichaam was bevuild. Geen goed nieuws. Not at all.
Wanneer je er middenin zit ga je gewoon door. De ene rollercoaster na de andere maar je gaat gewoon door. Na de eerste operatie had ik een slecht voorgevoel, maar dat obstakel had ze overwonnen. Het kon alleen maar beter gaan. Er was veel opkuis werk, dat lieten ze weten. Een werk van lange adem. De dagen die volgden waren verschrikkelijk. Ze hadden haar nog steeds niet dichtgenaaid, haar hartslag ging niet lager dan 152 slagen per minuut en van eten kwam er ook niet veel in huis. Het had tijd nodig.
Dit zou de laatste operatie worden. Ze zouden haar dichtnaaien. Het ging de goede richting uit. Morgenochtend zou ze wakker zijn. Zou. Ze was het niet. De paniek in de ogen van de verpleegster sprak boekdelen. Een verpleegster in paniek is nooit goed. Dat ze niet wisten wat er aan de hand was. Ze had moeten wakker worden maar dat deed ze niet. Dat ze wel reageerde op pijn. Dat dat een goed teken was. Na vierentwintig uur was er nog geen verandering. Dat ze haar opnieuw het operatiekwartier moesten inrollen voor een laatste check. En dat ze graag met ons zouden willen praten.
Ze hebben al eens met ons gepraat. Na de eerste operatie. Dat haar toestand alle kanten op kon gaan. Dat we met het ergste rekening moesten houden. Dat er een kleine kans was dat ze het niet zou halen. Uiteraard hoor je op dat ogenblik de ‘kleine’ in de zin overduidelijk. En is dat het enige dat we wilden onthouden. Nieuwe dag, nieuw gesprek, met de helft van de familie. Mensen die ik nog nooit zag, mensen die mij nog nooit zagen. Mensen die het vreemd vonden dat ik daar was. Mensen die niet geloofden wat de dokters hun vertelden. Ze waren duidelijk. Haar toestand zou moeten verbeteren of er is niets meer dat ze konden doen. Ze lag op dat moment op de operatietafel. Alweer. Dat we echt rekening moesten houden met het ergste. En dat wil je niet.
Terug van de operatie was ze nog steeds niet wakker geweest. De kans dat dat snel zou gebeuren was klein omdat ze voordien al eens vierentwintig uur niet ontwaakt was na de narcose. Dat ze haar in de gaten zouden houden. Dat wij beter naar het motel gingen omdat zowel haar ouders als ik een vermoeide indruk nalieten. Diezelfde avond, rond zeven uur, kregen we telefoon. Of we naar het ziekenhuis wouden komen. Ze zouden nog eens met ons praten. Vergeef mij m’n negativiteit als ik op dat moment het ergste dacht. Ik dacht eerlijk gezegd dat we haar kwijt waren. Dat bleek niet zo te zijn. Ze leefde nog. Dat deden ze ons toch geloven. Ze hadden die middag een buikspier weggesneden omdat die afgestorven was. Haar tenen begonnen zwart uit te slaan en haar bloedwaarden waren allesbehalve goed. Dat ze niet meer zouden opereren zeiden ze. Dat we moesten nadenken om de natuur z’n werk te laten doen. Het in Gods handen leggen, weet je wel. Met andere woorden de stekker eruit trekken en ze zelf laten beslissen of ze in staat is zelfstandig te ademen. Ik ben nog nooit geconfronteerd geweest met een situatie die nog maar in de buurt kwam. Zoals ik eerder al aangaf is mijn vader ernstig ziek, maar echt lijden heb ik hem niet zien doen. Niet zoals dit. Een 25-jarige, die na meer dan tien operaties in evenveel dagen tijd zonder een teken van verbetering in intensieve zorgen ligt. Verschrikkelijk. Dat de machines uitzetten het beste was wat we zouden kunnen doen voor haar. Een beslissing die haar ouders niet wilden nemen. Tot ze geen andere uitweg zagen. Haar moeder en ikzelf hebben de wonde gezien. Dat iemand een week kan overleven op deze manier is bijna niet te begrijpen. Het was een sterke vrouw.
Atalia werd naar een andere kamer gebracht, de priester werd gebeld. De beademing werd stopgezet en het laatste gevecht kon beginnen. Het ademen stopte na 5 minuten. Haar hart klopte nog wat langer. Haar handen vasthoudend nam ik afscheid. Iets voor middernacht, 30 augustus. Ik had mijn Nieuw-Zeelands avontuur anders voorgesteld. Iemand tegenkomen waarvoor je je reis met plezier onderbreekt, plannen maakt om voor goed te immigreren, samen gelukkig te worden... En dan, voor je het goed en wel beseft, blijkt het een nachtmerrie te worden. Dat ze er veel gelukkiger uitzag de laatste weken voor haar overlijden. Dat haar ogen fonkelden toen ik intensieve zorgen binnenwandelde. Dat ze opfleurde wanneer ik in de buurt was. Dat dat het er niet makkelijker op maakt moet ik zeggen.
Haar ouders deden wat Atalia ze had gevraagd: mij opvangen. Wat wil zeggen dat ik mee de begrafenis regelde, de pastoor bezocht, enzovoort. Dat ik in haar kamer mocht slapen hielp ook niet echt. Heel lieve mensen. Heel lieve familie. De cultuur is totaal verschillend van wat wij gewoon zijn. Atalia lag enkele dagen in de woonkamer om op vrijdag naar de kerk te worden gedragen voor de familiedienst. Vandaar terug naar huis om de dag nadien terug te keren voor de begrafenis. Met veel zingende, biddende en wenende mensen in en rond het huis. Dag en nacht. En eten, veel eten. Het zijn intense dagen, zo’n begrafenis binnen een ‘eiland-familie’. De manier waarop de hele familie me accepteerde was bewonderenswaardig. Dat ze blij waren dat ik Atalia gelukkig had gemaakt in de laatste maanden van haar leven. Dat ze de liefde had durven ontdekken.
De moed vinden om terug verder te gaan is moeilijk. Zeer moeilijk. Ik heb het moeilijk gehad en nog steeds. De draad terug oppikken is lastig. Ik weet dat ik ze heb beloofd om verder te reizen en dat zal ik ook doen. Exact twee maanden na haar overlijden heb ik het reizen hervat. Al die tijd bracht ik door bij haar ouders in Rotorua. Er moet immens veel geregeld worden nadat iemand, die zo geëngageerd was, komt te gaan. Haar ouders hebben mij in hun hart gesloten en ik durf zonder enige twijfel zeggen dat dit m’n tweede familie is geworden. Met een foto van Atalia in mijn rugzak zal ik het Zuiden verkennen. Zo is ze er toch een beetje bij. Al heb ik daar geen foto voor nodig. Ze is er altijd een beetje bij. Ik mis je. En hoe Breaking Bad afloopt heeft ze nooit geweten.
Ik weet dat jullie amusantere blogposts gewoon zijn, maar ik vond dat ik jullie niets mocht voorliegen. Ik heb heel wat details achterwege gelaten maar ik wil dat jullie beseffen dat het niet allemaal slecht was de laatste maanden. We zagen elkaar graag, en dat neem ik voor altijd mee.
Tot schrijfs. Snel. Ooit.
Ik begin maar beter bij het begin. Ik verliet Bali met pijne voeten en twee teennagels minder dan toen ik er arriveerde. Ik landde in het industriële en veel te drukke Auckland. Een grote stad, zoals zovele. Niet mijn ding, maar je moet ergens starten natuurlijk. Ik zal jullie het proces besparen, maar het eindresultaat is dat ik Auckland heb verlaten op één van de vele toeristische bussen. Ja, ik weet het. Niet mijn ding. De condities waren goed, en vooral de prijs deed me overstag gaan. Ik kan op- en afstappen wanneer ik maar wil en dat tot ik het land der Kiwi’s verlaat. Kortom, een goede deal.
Ik leerde mensen kennen, deed wandelingen, bleef plakken, ging weer verder en wandelde nog wat meer. Tot ik in Rotorua aankwam. Een stad die ruikt naar rotte eieren. Sulfer. Vulkanen, geisers. Het natte weer helpt er niet bij. Op een doordeweekse dag had deze Belgische jongen zin in een koffie. Ik loop een koffiebar binnen, vraag om een koffie om mee te nemen en wacht. Wacht en kijk opzij. Het meisje naast mij kijkt me aan en laat een glimlach op haar lippen rusten. Ik glimlach terug en start een gesprek. Voor ik het goed en wel besefte wandelde ik de koffieshop buiten met een cappuccino en een nieuw telefoonnummer in mijn splinternieuwe Samsung Galaxy s7 Edge. Dat ze geen tijd had om langer te praten, dat ze naar de universiteit moest, maar dat ze wel haar nummer wou geven. En zo geschiedde dat ik die avond stuurde of ze geen zin had om samen een koffie te gaan drinken. Dat ik niet wist hoe lang ik in Rotorua zou blijven. Een paar dagen, waarschijnlijk. “Leuk! Morgenavond? Atalia”. Dat kon ik wel inpassen in mijn drukke agenda, liet ik Atalia weten.
Zelf is ze in NZ geboren. Haar moeder is van Samoa en haar vader van Tokelau, een heel klein eilandje in de Pacific. Ze blijkt goed te zijn met cijfers, niet van wandelen te houden en heeft een muzieksmaak die maar moeilijk te lijmen valt met die van mij. Wat was dat ook alweer over tegenpolen? Dat ik ging verder reizen was algemeen bekend. Wat de zin van elkaar beter leren kennen is, is in deze niet echt duidelijk. Toch niet als je er niet middenin zit. Het overkomt je gewoon. Één koffie, twee koffies, avondrit naar de meren en heuvels van Rotorua...
Ik zou verder reizen, richting Zuiden. Ze leek verdrietig maar ergens ook blij te zijn. Ik kon het gevoel moeilijk plaatsen. Ik wist dat als ik nog langer zou blijven de kans kleiner werd dat ik hier spoedig mijn schop zou afkuisen. Ik zou sowieso terugkomen na mijn zuidelijk avontuur. Ze reageerde vreemd, ik begreep het niet. Ze verzweeg iets, dat was duidelijk, al kon ik er mijn vinger niet opleggen. Tot ze onder lichte druk toegaf waarom ze blij was dat ik wegging. Ze was ziek. Ernstig ziek. Lupus. Een ziekte, die in haar geval, haar vitale organen aantast. Ze kreeg de diagnose te horen toen ze zeven was. Had ondertussen tal van operaties achter de rug, een hartaanval overwonnen en is vaste klant bij de nierdialyse. Ze kon dialyseren van thuis uit, zo moest ze niet constant naar het ziekenhuis. De dokters zagen haar toekomst niet rooskleurig in, zei ze. Wat vreemd, ik had in de weken dat we elkaar zagen nooit iets vreemd gezien, geen droevige blik, integendeel. Bleek ze haar vele littekens wel voor me verborgen te houden. Ze wou een knuffel. En dacht meteen dat het de laatste zou zijn. Dat ik zoals zo velen zou bedanken voor het miserabel leven, en dat ik deze rollercoaster niet zou willen doorstaan. En daar had ze gelijk in. Ik verliet Rotorua een paar dagen later. Met gemixte gevoelens, en een gsm vol berichten van een 25-jarige Nieuw-Zeelandse meid.
Na enkele nachten in de andere stad te hebben doorgebracht kon ik maar niet beslissen wat ik wou. Ik wou haar zien. Zij mij ook. Achteraf bekeken maakte ik het veel moeilijker dan het was. Uiteindelijk boekte ik een enkele rit richting Rotorua.
Uiteraard was ze blij me te zien, maar die twinkeling in de ogen heb ik nog maar zelden gezien. Het deed me smelten. Zij was al langer gesmolten maar heeft het moeilijk met binden. Ze wist immers niet wanneer haar toestand zou verslechteren. Dat kon snel gaan, maar evengoed nog jaren duren.
Ook hier groeit het geld niet aan de bomen. Werken geblazen. Kiwi’s zijn lekker, maar de takken snoeien is niks voor mij. Door het slechte weer kwam er van werken niet veel in huis. Dan maar op zoek naar iets anders. Niet veel later had ik mijn intrek genomen op een tamarillo boerderij. Tamarillo’s, ook wel de boomtomaat genoemd, is een vrucht die vooral in Zuid-Amerika en Portugal voorkomt. Niet moeilijk om te plukken. Toch niet als ze rijp zijn. Het leek een goede deal, een goede plaats te zijn. Een koppel, hij Nieuw-Zeelander, zij Iers, die een aantal jaren geleden beslisten om passievruchten vaarwel te zeggen en het in de tamarillo’s te gooien. Ze zochten twee plukkers en twee verpakkers. Twee semi-Amerikaanse meisjes namen dat laatste onder hun hoede terwijl ik samen met een Duitser van om en bij dezelfde leeftijd het plukken voor onze rekening hielden. De eerste weken waren super. Leven als een deel van de familie, zoals ze hun job adverteerden. Het kan snel veranderen.
Dat het snel kan veranderen was duidelijk. Atalia lag in het ziekenhuis. Er was een ontsteking opgedoken en ze voelde zich allesbehalve goed. In haar geval is het meer uit voorzorg dat ze haar naar het grootste ziekenhuis van Nieuw-Zeeland overbrengen, het Waikato ziekenhuis in Hamilton. Hier zit ik dan, tamarillo’s te plukken. Ik denk dat het meer dan te verantwoorden is dat je over dingen praat wanneer je 24 op 24 samenleeft. Ik vond het dan ook niet meer dan normaal de baas te laten weten wat er aan de hand was met mijn vriendin. Hij reageerde zeer begripvol. Dat deden ze allemaal. Tobias, de Duitse gast waarmee ik plukte vertelde over zijn familie, zijn Aziatische vriendin. De bazen zelf verkondigden hun levensverhaal en namen dat met tijden nogal letterlijk. De ene ruzie na de andere, de ene keer nog heftiger dan de andere keer. De spanning steeg naarmate de weken voorbijkropen. Door het vriesweer was de oogst niet wat het moest zijn. De standaarden veranderden van hoge kwaliteit tot ‘je kan alles plukken wat maar iet rood ziet’. Wat de baas niet onder ogen durft te zien is dat het eigenlijk zijn vrouw is die de touwtjes in handen heeft. Zij beslist wat er zal gebeuren. Weg sfeer.
Tobias en ikzelf voelden de bui al enigszins hangen. Vorige week hadden ze één van de meisjes ontslagen omdat ze te traag was. Ze kloegen tegen iedereen voor een volle week maar hadden nooit het fatsoen met het meisje zelf te praten. Na haar te hebben ontslaan hadden ze haar enkele dagen later terug aangenomen. Zonder enige uitleg. Op een gegeven moment is het tussen de baas en mij tot een conflict gekomen. Ik vroeg mij af waarom hij zo nors was, of we iets verkeerd deden, het anders konden aanpakken. Dat we het gevoel hadden we vragen moesten stellen vooraleer we wisten wat er loos was. Dat schoot in het verkeerde keelgat. Dat ik mijn privéleven voor mezelf moest houden, dat ze toch nooit beter zou worden en dat ze elke week wel naar het ziekenhuis zou moeten. Het voelde surreëel. Dat iemand dit nog maar durft te denken vind ik al vrij ondenkbaar. Ik sta niet snel met mijn mond vol tanden, en ook nu had ik dingen kunnen roepen die me meteen op straat zouden zetten maar dat deed ik niet. Ik bleef al bij al vrij beleefd en liet het passeren. De plaats waar de boerderij was lag dan ook dicht bij Rotorua.
Atalia lag al enkele weken in het ziekenhuis wanneer ze eindelijk naar huis zou mogen. Op woensdag. Op zaterdag zouden we op weekend gaan. Een gezellig pension in the middle of nowhere. Iets om naar uit te kijken. Ze had haar ouders inmiddels verteld over haar Belgisch lief. Dat hij tamarillo’s plukte en dat dat de reden was dat de fruitschaal gevuld was met dit intrigerend smakende fruit. Dat ik blank ben. Dat ik een backpacker ben. Op vrijdag hebben ze haar terug naar het ziekenhuis gebracht. Het zag er alles behalve goed uit. Het had tijd nodig.
Het zag er naar uit dat ik binnenkort veel tijd zou hebben. De sfeer op de boerderij was ondertussen tot onder het vriespunt gezakt. Er werd nog nauwelijks met elkaar gepraat. Tobias had al enkele malen gepolst wat ik van plan was. Niet veel dat ik kon doen. Ik heb geen auto, geen enkele manier om hier snel weg te komen. Tobias wel. En dat was hij dan ook van plan. Dat het onlogisch zou zijn dat ze enkel mij zouden ontslaan. We deden beiden hetzelfde werk. Dat hij met me zou meegaan mocht het toch ooit zo ver komen. De sfeer was niet ok. Welke sfeer? Er was er geen.
We waren ondertussen al een weekend verder, het was al dinsdag. Op maandag had de big chief ons laten verstaan dat er een quota moest gehaald worden of anders zou er iemand het schip moeten verlaten. Rara wie dat zou zijn. Tot hun grote verbazing haalden we die ‘onhaalbare’ quota op maandag en net niet op dinsdag. De verbazing was zo groot dat er met geen woord over gerept werd. Tobias begon meer en meer het woord ‘vertrekken’ te gebruiken. Iets waar ik me ergens wel in kon vinden, maar aan de andere kant verdiende ik geld, kreeg ik zeer lekker eten en konden we over onze slaapkamer ook zeker niet klagen. Het eten moet ik wel even nuanceren. Als kip tot je favorieten behoort dan is dit het ideale menu. En pikant. Maar soit. Het kwam steeds dichterbij. Ons vertrek.
Dat het zo dichtbij was had ik niet door. Na die dinsdag de afwas te hebben gedaan zag ik Tobias nogal bleek en daarna rood uitslaan. Hij wenkte me, dat ik eens moest kijken. Wij backpackers gebruiken enkele websites om aan jobs te geraken. Z’n tablet toonde zo’n webpagina met een advertentie. Een advertentie die ik herkende. Dat ze op een tamarillo boerderij op zoek waren naar twee hardwerkende mannen voor het plukken van deze boomtomaat. Zo snel mogelijk. Voor hun gemak hadden ze het ‘familiegedeelte’ uit de eerste advertentie achterwege gelaten. Dat hij niet langer zou blijven zei hij. Dat ik mee mocht, zei hij. Dat ik niet anders kon dan hem volgen, zei ik. ’t Zou nogal wat zijn mocht ik blijven en hij gaan. Van een plotwending gesproken. Maar nee, zover zou het nooit komen. Het was tijd voor onze allerlaatste tactische fout: vertellen dat we zouden vertrekken vooraleer we hadden gepakt. Soit, zijn gezicht was goud waard. Ik zou het zo opnieuw doen. Niet dat ik een woord heb gezegd. Ik liet die eer over aan Tobias terwijl ik de honneurs waarnam. Sorry mijnheer Jared, maar je hebt gespeeld en verloren. Dat we onze ‘fucking spullen’ dan maar moesten nemen en zo vlug mogelijk van zijn ‘ fucking property’ moesten verdwijnen. De verwijten die hij naar onze hoofden smeet hadden evengoed zichzelf kunnen omschrijven. Hij is dan ook de meest achterbakse klootzak die ik ooit ben tegengekomen. En ik kwam er heel wat tegen. Ik hoop heel erg hard dat je nooit meemaakt wat ik meemaak want dit wens je zelfs de allergrootste klootzak niet toe. Je EQ is evengroot als je bekwaamheid om een bedrijf te runnen. Onbestaande. Vergeet je bazin niet te plezieren, en geef ze niet te veel alcohol. Is niet goed voor haar. Gaat ze raar van doen, en maakt jou kwaad. En wij op weg naar Rotorua.
Atalia lag ondertussen nog steeds in het ziekenhuis. Ik heb de laatste jaren nogal een afkeer voor ziekenhuizen opgebouwd. Mijn vader heeft er nogal wat tijd doorgebracht. De herinneringen daaraan zij nu niet meteen wat ik zoek hier in Nieuw-Zeeland. En ik sta nu ook niet meteen te springen om mijn lief in het ziekenhuis te zien liggen. Of laat staan haar ouders daar voor de eerste keer te ontmoeten. Ik besloot om nog even in Rotorua te blijven. Ze zou binnenkort toch naar huis mogen.
Mijn drang om mensen te verrassen is groot. En vooral als het om mensen gaat die ik graag zie. Uiteraard belden Atalia en ikzelf elke dag met elkaar maar ik vond het tijd om haar nog eens te zien na enkele weken van klank maar geen beeld. Tobias zou in Auckland gaan werken, Hamilton is in die richting dus hij zou me er afzetten. Ik boekte enkele nachten en zou terugkomen op maandag. Toevallig zou ze uit het ziekenhuis worden ontslagen op dezelfde dag. Meevaller. Ik vertelde haar uiteraard niet dat ik op bezoek kwam. Dat ze me wou zien, zei ze op vrijdag. Dat ik zou beginnen wandelen, zei ik haar. Dat het goed was. Dat ik haar op zaterdagochtend zou bellen om te laten weten waar ik was. Dat ze wat zou proberen te rusten. Dat ze me niet langer kon missen. Dat ik daarom moest stoppen met die grappen. Dat ze pijn deden, omdat ik niet echt op weg was.
Uiteraard wandelde ik niet. Was ook niet nodig, ik was al in Hamilton. Ik zou zaterdagochtend van het centrum naar het ziekenhuis wandelen. Dat wel. Ik was over halverwege toen ze me belde. Dat ik onderweg was zei ik. Dat ik ermee moest ophouden want dat ze me niet nog meer kon missen. Dat ze het zo al moeilijk genoeg had. Dat ik echt op weg was, zei ik. Dat ik net een groot meer was gepasseerd en nu zicht had op een immens betonnen gebouw dat veel weg had van een ziekenhuis. Dat ze me niet geloofde, zei ze. Dat ze toch maar beter haar kamernummer en verdieping communiceerde want dat ik niet van wachten hield. Toen ik in het doolhof van gangen de weg maar niet kon vinden maakte ik even aanstalten om rechtsomkeer te maken. Ze had door dat het menens was. Ze drukte op elke bel dat ze voorhanden had tot haar verpleegster zich verplicht voelde om persoonlijk op zoek te gaan naar de Belgische vriend van één van haar patiënten. En ze vond me. Hoe ze het deed weet ik niet maar Atalia zag er best goed uit in dat gigantische ziekenhuisbed. Dat ze blij was me te zien was duidelijk. En heerlijk. Na enkele uren kwamen er twee mensen binnen. Haar moeder en haar tante. Er werd niet veel gezegd. Toch niet in het Engels. Dat ze geschrokken waren was duidelijk. Dat ze mij niet hadden verwacht nog duidelijker. Ik besliste om in de namiddag terug naar mijn hostel te gaan. Ik zou op zondag terugkeren. Haar moeder keerde diezelfde dag nog terug naar Rotorua toen ze te horen kreeg dat ik de dag erop terug op bezoek zou gaan. Je kan ze niets kwalijk nemen. Wie was die kerel ook? Ze hadden nog niet al te veel van mij gehoord, laat staan gezien.
Op maandagochtend kwam ik nog even langs om afscheid te nemen. We zouden elkaar die avond zien maar dan in Rotorua. We zouden het gezellig maken. Rustig aan doen. Niets forceren. Enkele weken in het ziekenhuis kruipt namelijk niet in je koude kleren. Ik zat nog maar net op de bus toen mijn telefoon rinkelde. Atalia. Dat ze niet naar huis mocht. Ik kon het bijna niet geloven want ik had die ochtend nog persoonlijk met haar dokters gesproken. Blijkbaar was die laatste bloedstaal die ze hadden afgenomen niet ok. Ze zou nog moeten blijven. Erger nog, ze dachten eraan om de grote operatie dan toch te doen. De hel kwam dichterbij.
De grote operatie is iets wat Atalia al een hele tijd doet nadenken. Het probleem is dat haar lichaam ontstekingskenmerken vertoond. Dat ze niet kunnen uitvissen waar het vandaan komt. Uiteraard is de kans groot dat het van de nieren komt maar de dokters willen honderd procent zekerheid vooraleer ze er maar aan willen denken een ingreep te verrichten. Atalia heeft verschrikkelijk veel pijn. De ene ingreep na de andere werd voltrokken. Er werd weefsel weggenomen, er komen buisjes uit haar lichaam om het ontstekingsvocht te laten wegvloeien. De grote operatie zou aan dit alles een einde moeten maken. Er is maar één manier. Het verwijderen van beide nieren. De chirurgen staan niet te springen om dit te doen, maar het begint er meer en meer op te lijken dat dit de enige oplossing is om haar levenskwaliteit enigszins te doen stijgen.
Of ik zou willen terugkomen? Ik deed heel wat domme dingen in mijn nog jonge leven maar uit een rijdende bus springen staat nu niet meteen op mijn bucket list. Dat ik graag zou terugkomen maar dat het pas morgen of overmorgen zou zijn. Ik had immers twee nachten in een hostel geboekt. En hostels zijn duur. Dat ze iets zou proberen te regelen als ik dat wou. Ga je gang zei ik. Nog geen uur later belde ze terug om te melden dat ze een kamer voor me had geregeld. In haar geval heeft ze recht op een kamer voor een familielid (of lief, in dit geval). Die kan dan voor onbepaalde duur in een motel terecht die door het ziekenhuis is aangesteld. Free of charge. En dat haar pa mij zou komen ophalen aan het hostel, morgen. Het tweede gaf me stress. Dat ik me geen zorgen moest maken, dat het een lieve man is. Ik ben zeker dat haar ma ook een lieve vrouw is maar ze had een nogal speciale manier om dat te tonen. Ik maakte me geen zorgen. Toch niet over haar ouders. Ik begon de ernst van de situatie in te zien.
Zo geschiedde dat ik een dag later twee uur met haar vader in de wagen zat. Het bleek een heel vriendelijke man te zijn die er vrede mee had genomen dat een wildvreemde in zijn auto zat omdat hij z’n dochter zou bezoeken. En die ook nog eens graag ziet. Dat het wederzijds bleek te zijn gaf waarschijnlijk de doorslag om mij daadwerkelijk te accepteren.
De weken die volgende waren een constante. Onderzoeken, meer onderzoeken, en veel medicatie. Speculatie. Atalia was het beu. Ze wou de operatie, ook al was ze zich bewust van de risico’s. Ik moet toegeven dat ik na een maand in het ziekenhuis mij volledig kon inleven in de situatie. De dokters en chirurgen die enerzijds het risico niet willen nemen maar als ze even in het dossier kijken moeten toegeven dat dit de enige kans op een ietwat deftig leven is, en Atalia die na al die jaren haar hoogtepunt heeft bereikt. Genoeg is genoeg. Slapeloze nachten. Lange dagen. Samen keken we naar Breaking Bad. Ik had alle seizoenen op mijn iPad en zo begonnen we een Breaking Bad marathon. Het moment van de dag waar ze naar uitkeek. Haar hoofd op mijn schouder, mijn arm of borst, en langzaam in slaap vallen om een paar minuten later weer wakker te worden omdat er een nieuwe bloedstaal moet worden afgenomen, of omdat ze haar naar de nierdialyse moeten brengen. Het ziekenhuisleven is vermoeiend. Voor iedereen.
Ik herinner me de bewuste ochtend nog alsof het gisteren was. Atalia had net ontbeten wanneer een man in maatpak de kamer binnenkwam. Holmes. Michael Holmes. Chirurg. Nierchirurg. Dat er heel wat vergaderingen, discussies en overwegingen aan vooraf waren gegaan maar als zij het zou dat hij haar zou helpen. Hij stond er niet om te springen om haar beide nieren te verwijderen maar zou het toch doen als ze akkoord was. Zolang ze zich bewust was van de risico’s. De pijn zou kunnen verdwijnen, het zou ook kunnen van niet. Ze zou snel beter kunnen worden maar evengoed kunnen sterven door complicaties, bloedingen, noem maar op. Dit was serieus. Ik was ondertussen deel van het meubilair, dus dokters, verpleegsters en adviseurs spraken ook tegen mij. Ik was dan ook diegene die er altijd was. Heeft ook zijn voordelen. Als er eten op overschot was dan wisten ze me te vinden. En eerlijk: dat ziekenhuiseten was beter dan wat je in een gemiddeld hostel tegenkomt.
Ze kon de pijn maar amper meer verdragen. Pijnstillers besloten niet meer te werken. Het zag er allemaal niet zo goed uit. Ze tekende de papieren. Morgen zou het gaan gebeuren. Alle operaties werden verplaatst en mijnheer Holmes zou zijn dag wijden aan het verwijderen van twee, niet functionerende nieren die voor heel wat problemen hadden gezorgd. Het bleek nog maar het begin te zijn. Na wat miserie met verdwenen documenten, slechte bloedwaarden en miscommunicatie ging ze dan uiteindelijk toch onder het mes. Het zou zo’n zes uren duren. Het waren er meer. Veel meer. Samen met haar moeder zat ik in de immense gang te wachten op iemand die ons uit ons lijden kwam verlossen. Het was dokter Holmes himself. Dat hij dit nog nooit had gezien. Dat hij het zeer moeilijk had om alles op een verantwoorde manier te verwijderen. Dat hij uiteindelijk een stukje van de lever heeft moeten verwijderen, en al bij al toch tevreden was van het resultaat. Op één detail na. Er was een bloeding opgetreden. Een bloeding die ze maar moeilijk konden stoppen. Om maar niet te zeggen, niet. Het was toen tien uur. Als de bloeding om middernacht niet was gestelpt dan zouden ze haar opnieuw opereren. We konden haar zien. Ze was wakker. Dat verbaasde me nog het meest. Dat ze wakker was. Niet alleen wakker maar heel actief. Ze luisterde naar wat de verplegers onderling bespraken, ze was zich bewust van de nerveuze indruk die ze achterlieten, en ze wist maar al te goed wat er aan de hand was. Dat ze iets voelde borrelen in haar maag. Dat het bloed was. Dat ze zo snel mogelijk terug naar de operatiekamer wou. Dat het moest worden opgelost. Dat ze ons graag zag.
Na een laatste poging de bloeding met medicijnen te laten stelpen werd er overgegaan tot actie. Een nieuwe operatie waarbij ze pads zouden inbrengen om de bloeding te stelpen. Het zou zo’n anderhalf uur duren. Daar was de immense gang weer. En daar was mijnheer Holmes weer. 3 uur later. Een vermoeide indruk nalatend. Gekleed in witte laarzen en operatiekledij kwam hij ons melden dat de bloeding onder controle was. Dat ze dit keer niet wakker was, ook niet dicht was, maar dat daar morgen verandering in zou komen. Ze zouden haar nu een dag laten rusten en dan nog eens een kijkje nemen om haar uiteindelijk dicht te naaien. Dat hij zou gaan slapen en dat wij beter hetzelfde zouden doen. Slaapwel.
Om tien uur die ochtend werd ik wakker. Mijn gsm rinkelde. Het was mijnheer Holmes. Dat ze Atalia meteen opnieuw zouden opereren. Ze wilden zeker zijn, en de monitor gaf aan dat de bloeding dan toch niet helemaal onder controle was. Zo bleef het nog even doorgaan. Ze werd wakker. Kon niet praten doordat er enkele buizen in haar keel hadden gezeten voor enkele dagen. Schrijven lukte wel, uiteraard. Dat ze zich beter voelde. Ze zag er beter uit. Ze zag er zo goed uit dat ze beslisten om haar naar een gewone kamer te brengen nog geen vierentwintig uur na haar laatste operatie. Ze zag er gewoon te vrolijk uit. En dat hebben we geweten.
De volgende ochtend zag ze er alles behalve goed uit. De 41 graden koorts deden daar ook niet veel goed aan. Toen ze tijdens de dialyse begon te ijlen en te kermen van de pijn begon het de verpleegsters te dagen dat er heel misschien wel eens iets fout zou kunnen zijn. Dokters kwamen langs en beslisten om ze terug naar intensieve zorgen te brengen. Het ging bergaf. Het bloed bleef klonteren. Het bloed bleef zitten. De vuiligheid kwam niet volledig uit haar lichaam en ze bleef pijn hebben. Ze bleef ijlen. Ze veranderde.
Het is lastig om iemand achteruit te zien gaan. Het is lastig om te realiseren dat een persoon beseft hoe erg ze er aan toe is. Dat ik moest blijven reizen. Voor haar. Dat ik foto’s moest nemen. Dat ik ze moest komen tonen. En dat ze me graag zag. Keer op keer. Als je achteraf te horen krijgt dat ze constant om me vroeg wanneer ik er niet was en dat ze haar ouders vroeg om voor me te zorgen wanneer het nodig zou zijn dan weet je het wel. Ik wil ze niet missen.
Ze zouden een nieuwe buis plaatsen om de laatste irritaties weg te nemen. Uiteraard waren al deze zaken tijdelijk. Na deze kleine ingreep ging ze achteruit. Wat niet normaal is na een kleine chirurgische ingreep. Was haar lichaam gewoon moe na de vele operaties van de komende weken? Nee, er was meer aan de hand. Mede door ons aandringen hebben ze uiteindelijk een scan gemaakt. Slecht nieuws. Een geperforeerde darm zorgde ervoor dat ze meteen terug naar de operatiekamer moest. Haar lichaam was bevuild. Geen goed nieuws. Not at all.
Wanneer je er middenin zit ga je gewoon door. De ene rollercoaster na de andere maar je gaat gewoon door. Na de eerste operatie had ik een slecht voorgevoel, maar dat obstakel had ze overwonnen. Het kon alleen maar beter gaan. Er was veel opkuis werk, dat lieten ze weten. Een werk van lange adem. De dagen die volgden waren verschrikkelijk. Ze hadden haar nog steeds niet dichtgenaaid, haar hartslag ging niet lager dan 152 slagen per minuut en van eten kwam er ook niet veel in huis. Het had tijd nodig.
Dit zou de laatste operatie worden. Ze zouden haar dichtnaaien. Het ging de goede richting uit. Morgenochtend zou ze wakker zijn. Zou. Ze was het niet. De paniek in de ogen van de verpleegster sprak boekdelen. Een verpleegster in paniek is nooit goed. Dat ze niet wisten wat er aan de hand was. Ze had moeten wakker worden maar dat deed ze niet. Dat ze wel reageerde op pijn. Dat dat een goed teken was. Na vierentwintig uur was er nog geen verandering. Dat ze haar opnieuw het operatiekwartier moesten inrollen voor een laatste check. En dat ze graag met ons zouden willen praten.
Ze hebben al eens met ons gepraat. Na de eerste operatie. Dat haar toestand alle kanten op kon gaan. Dat we met het ergste rekening moesten houden. Dat er een kleine kans was dat ze het niet zou halen. Uiteraard hoor je op dat ogenblik de ‘kleine’ in de zin overduidelijk. En is dat het enige dat we wilden onthouden. Nieuwe dag, nieuw gesprek, met de helft van de familie. Mensen die ik nog nooit zag, mensen die mij nog nooit zagen. Mensen die het vreemd vonden dat ik daar was. Mensen die niet geloofden wat de dokters hun vertelden. Ze waren duidelijk. Haar toestand zou moeten verbeteren of er is niets meer dat ze konden doen. Ze lag op dat moment op de operatietafel. Alweer. Dat we echt rekening moesten houden met het ergste. En dat wil je niet.
Terug van de operatie was ze nog steeds niet wakker geweest. De kans dat dat snel zou gebeuren was klein omdat ze voordien al eens vierentwintig uur niet ontwaakt was na de narcose. Dat ze haar in de gaten zouden houden. Dat wij beter naar het motel gingen omdat zowel haar ouders als ik een vermoeide indruk nalieten. Diezelfde avond, rond zeven uur, kregen we telefoon. Of we naar het ziekenhuis wouden komen. Ze zouden nog eens met ons praten. Vergeef mij m’n negativiteit als ik op dat moment het ergste dacht. Ik dacht eerlijk gezegd dat we haar kwijt waren. Dat bleek niet zo te zijn. Ze leefde nog. Dat deden ze ons toch geloven. Ze hadden die middag een buikspier weggesneden omdat die afgestorven was. Haar tenen begonnen zwart uit te slaan en haar bloedwaarden waren allesbehalve goed. Dat ze niet meer zouden opereren zeiden ze. Dat we moesten nadenken om de natuur z’n werk te laten doen. Het in Gods handen leggen, weet je wel. Met andere woorden de stekker eruit trekken en ze zelf laten beslissen of ze in staat is zelfstandig te ademen. Ik ben nog nooit geconfronteerd geweest met een situatie die nog maar in de buurt kwam. Zoals ik eerder al aangaf is mijn vader ernstig ziek, maar echt lijden heb ik hem niet zien doen. Niet zoals dit. Een 25-jarige, die na meer dan tien operaties in evenveel dagen tijd zonder een teken van verbetering in intensieve zorgen ligt. Verschrikkelijk. Dat de machines uitzetten het beste was wat we zouden kunnen doen voor haar. Een beslissing die haar ouders niet wilden nemen. Tot ze geen andere uitweg zagen. Haar moeder en ikzelf hebben de wonde gezien. Dat iemand een week kan overleven op deze manier is bijna niet te begrijpen. Het was een sterke vrouw.
Atalia werd naar een andere kamer gebracht, de priester werd gebeld. De beademing werd stopgezet en het laatste gevecht kon beginnen. Het ademen stopte na 5 minuten. Haar hart klopte nog wat langer. Haar handen vasthoudend nam ik afscheid. Iets voor middernacht, 30 augustus. Ik had mijn Nieuw-Zeelands avontuur anders voorgesteld. Iemand tegenkomen waarvoor je je reis met plezier onderbreekt, plannen maakt om voor goed te immigreren, samen gelukkig te worden... En dan, voor je het goed en wel beseft, blijkt het een nachtmerrie te worden. Dat ze er veel gelukkiger uitzag de laatste weken voor haar overlijden. Dat haar ogen fonkelden toen ik intensieve zorgen binnenwandelde. Dat ze opfleurde wanneer ik in de buurt was. Dat dat het er niet makkelijker op maakt moet ik zeggen.
Haar ouders deden wat Atalia ze had gevraagd: mij opvangen. Wat wil zeggen dat ik mee de begrafenis regelde, de pastoor bezocht, enzovoort. Dat ik in haar kamer mocht slapen hielp ook niet echt. Heel lieve mensen. Heel lieve familie. De cultuur is totaal verschillend van wat wij gewoon zijn. Atalia lag enkele dagen in de woonkamer om op vrijdag naar de kerk te worden gedragen voor de familiedienst. Vandaar terug naar huis om de dag nadien terug te keren voor de begrafenis. Met veel zingende, biddende en wenende mensen in en rond het huis. Dag en nacht. En eten, veel eten. Het zijn intense dagen, zo’n begrafenis binnen een ‘eiland-familie’. De manier waarop de hele familie me accepteerde was bewonderenswaardig. Dat ze blij waren dat ik Atalia gelukkig had gemaakt in de laatste maanden van haar leven. Dat ze de liefde had durven ontdekken.
De moed vinden om terug verder te gaan is moeilijk. Zeer moeilijk. Ik heb het moeilijk gehad en nog steeds. De draad terug oppikken is lastig. Ik weet dat ik ze heb beloofd om verder te reizen en dat zal ik ook doen. Exact twee maanden na haar overlijden heb ik het reizen hervat. Al die tijd bracht ik door bij haar ouders in Rotorua. Er moet immens veel geregeld worden nadat iemand, die zo geëngageerd was, komt te gaan. Haar ouders hebben mij in hun hart gesloten en ik durf zonder enige twijfel zeggen dat dit m’n tweede familie is geworden. Met een foto van Atalia in mijn rugzak zal ik het Zuiden verkennen. Zo is ze er toch een beetje bij. Al heb ik daar geen foto voor nodig. Ze is er altijd een beetje bij. Ik mis je. En hoe Breaking Bad afloopt heeft ze nooit geweten.
Ik weet dat jullie amusantere blogposts gewoon zijn, maar ik vond dat ik jullie niets mocht voorliegen. Ik heb heel wat details achterwege gelaten maar ik wil dat jullie beseffen dat het niet allemaal slecht was de laatste maanden. We zagen elkaar graag, en dat neem ik voor altijd mee.
Tot schrijfs. Snel. Ooit.